Persoonlijke en gezinskenmerken belangrijk voor sportdeelname
Dit blijkt uit de publicatie Kansen op sportieve groei? Een verklarend model sportdeelname en sportverband.
Sociaaleconomische kenmerken, motieven om te sporten en sportgedrag van ouders of partner zijn belangrijke kenmerken om te verklaren waarom de ene helft van de Nederlandse bevolking frequent aan sport doet en de andere helft niet of incidenteel. Kenmerken als leefbaarheid van de wijk, aanwezigheid van sportaccommodaties of aspecten van gemeentelijk sportbeleid nemen een kleiner aandeel in in de verklaring of mensen wel of niet sporten.
In het rapport Kansen op sportieve groei? is met behulp van een sociaalecologisch model geanalyseerd wat bepalend is voor de frequente sportdeelname. Ook is het verband waarin men actief is (zoals bij een sportvereniging of een commerciële sportaanbieder) onderzocht.
Het model is gebaseerd op diverse databestanden, waarin informatie beschikbaar is over sportbeoefening van Nederlanders, omgevingskenmerken en aspecten van sportbeleid in gemeentes. Het model geeft meer zicht op kenmerken die bepalen of jongeren (6-19 jaar) en volwassenen (20 jaar en ouder) wel of niet aan sport doen, hoe vaak ze dat doen en in welk organisatorisch verband ze actief zijn.
Opleidingsniveau, gezondheid en een sportief voorbeeld belangrijk voor sportdeelname
Uit het model blijkt dat de kans dat jongeren aan sport doen toeneemt als ze een goede gezondheid hebben, als hun ouders aan sport doen en wanneer ze het competitieve aspect van sport belangrijk vinden. Dit laatste is ook sterk gerelateerd aan sporten in verenigingsverband.
Volwassenen met een hoger opleidingsniveau en inkomen, een goede gezondheid en een huishouden zonder kleine kinderen hebben een grotere kans dat ze frequent sporten dan hun tegenpolen. Wanneer volwassenen het verbeteren van hun gezondheid en conditie door middel van sport belangrijk vinden, is de kans groter dat ze daadwerkelijk actief zijn.
Niet-sportende volwassenen geen uniforme groep
Tevens zijn in het rapport twee beleidsscenario’s uitgewerkt, die meer aandacht geven aan een bepaalde groep of kenmerk. Het eerste scenario laat zien dat volwassenen die nu niet aan sport doen (een derde van de volwassen bevolking), een diverse groep is, waarvoor verschillende interventies nodig zijn om sportdeelname te stimuleren.
De helft van de niet-sportende volwassenen heeft een grote kans om wel aan sport te gaan doen: hun jonge leeftijd, hoger opleidingsniveau en motivatie zijn positief gerelateerd aan de kans op sporten. Ze worden ervan weerhouden door een volle agenda, voorkeur voor andere hobby’s, de kosten van het sporten of omdat ze al voldoende wandelen of fietsen. Volwassenen die een kleine kans hebben om te gaan sporten, hebben vaker gezondheidsproblemen, zijn ouder en hebben vaker een lager opleidingsniveau. Ook vinden zij sport minder belangrijk voor hun gezondheid of sociale contacten. Om niet-sportende volwassenen in beweging te krijgen, vraagt deze laatste groep om andere beleidsinterventies, zoals specifiek laagdrempelig aanbod, dan de eerste groep.
Relatie tussen sportdeelname jongeren en leefbaarheid woonwijk
Het tweede scenario gaat in op de relatie tussen leefbaarheid van de woonwijk en sportverband van jongeren. Jongeren uit wijken met slechtere leefbaarheid sporten vaker in informeel verband (zoals op straat), terwijl jongeren uit wijken met een gemiddelde of betere leefbaarheid vaker lid zijn van een vereniging. De eerste groep jongeren rapporteert ook vaker een slechtere gezondheid en heeft vaker lager opgeleide en niet-sportende ouders. Wijken met een lager dan gemiddelde leefbaarheid vormen daarmee een geografisch afgebakend gebied waar gemeentes met leefstijlbeleid specifiek op in kunnen zetten. Uit de analyses blijkt dat gemeentes dit ook al doen. Gemeentes met wijken met een slechtere leefbaarheid zetten vaker Sportimpuls-projecten en Jongeren op Gezond Gewicht (JOGG) interventies in dan gemeentes zonder dergelijke wijken.
Meer informatie?
Heeft u vragen of wilt u meer informatie? Dan kunt u contact opnemen met Annet Tiessen-Raaphorst, telefoon 06 11 14 84 89 of via e-mail: a.tiessen-raaphorst@scp.nl.