SCP-directeur: Weerbaarheid vraagt meer dan een noodpakket in huis
Het kabinet roept op ons te wapenen tegen crises en oorlog. Met alleen kaarsen en een radio op batterijen in huis redden we het niet. Uit je eigen bubbel stappen en investeren in veerkrachtige gemeenschappen is net zo hard nodig.
De maatschappelijke weerbaarheid moet volgens het kabinet omhoog. Alleen op die manier kan Nederland zich wapenen tegen oorlog en crises. ‘We ontkomen er niet aan een flinke stap extra te zetten’, schrijven ministers aan de Tweede Kamer. Met campagnes als ‘Denk Vooruit’ roept de overheid mensen op om zich voor te bereiden op situaties van langdurige uitval van elektriciteit, drinkwater of internet, bijvoorbeeld door flessen water en kaarsen in huis te halen en een radio op batterijen aan te schaffen.
We moeten zeker weerbaar zijn voor de gevolgen van crises. De coronapandemie en de energiecrisis die na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne ontstond hebben laten zien dat ontwikkelingen buiten onze directe levenssfeer grote gevolgen kunnen hebben voor ons dagelijks leven.
Veerkracht
Het is dus verstandig om zo’n noodpakket in huis te hebben, maar nog belangrijker is om in te zetten op veerkracht van mensen. En die veerkracht komt niet op recept. Veerkracht betekent immers om te kunnen gaan met het onverwachte, het onvoorspelbare. Veerkracht vraagt om een samenleving waarin we niet bang zijn voor het onbekende, maar nieuwsgierig op zoek gaan naar oplossingen. En waarin we bereid zijn elkaar te helpen. Hoe bereik je dat en wie is daarvoor verantwoordelijk?
We weten uit onderzoek dat gemeenschappen waarin mensen elkaar vertrouwen en over en weer iets voor elkaar willen doen, beter omgaan met onverwachte incidenten en creatiever zijn. Deze mensen voelen zich verantwoordelijk voor de gemeenschap en gaan sneller over tot collectieve actie, bijvoorbeeld door voedselpakketten uit te delen in de buurt. Ook is er minder sprake van opportunisme en voelen mensen zich beter.
Anders dan vaak wordt gedacht zijn de sociale samenhang en de bereidheid van mensen om elkaar te helpen in Nederland best hoog. Zeker in vergelijking met andere landen. In de basis zit dat dus wel goed. De crux zit ‘m in de vraag wie we wél willen helpen en wie níet. We gaan het liefst om met mensen die op ons lijken en onze leefwereld wordt steeds eenzijdiger. Bij een crisissituatie zullen we dus vooral de mensen uit onze eigen bubbel helpen.
Dat moeten we zien te voorkomen. Want als bijvoorbeeld arme en rijkere gemeenschappen met elkaar zijn verbonden, dan vindt er na een ramp sneller herstel plaats, blijkt uit onderzoek. De rijke gemeenschappen beschikken over de middelen die nodig zijn om problemen aan te pakken en de arme gemeenschappen hebben kennis over de omgeving van mensen die vaak de meeste hulp nodig hebben. Begrip van elkaars wereld voorkomt bovendien sociale spanningen en conflicten. Het blijft belangrijk dat mensen uit verschillende groepen elkaar ontmoeten.
Goed nieuws is dat uit onderzoek blijkt dat tijdens een crisis soms ook netwerkstructuren ontstaan die speciaal gekoppeld zijn aan die crisis en groepsgrenzen overstijgen. Denk aan initiatieven om Oekraïense vluchtelingen onderdak te bieden of de acties voor oud-Ajaxspeler Abdelhak Nouri in Amsterdam. Maar dat is geen vanzelfsprekendheid. Bij de inzamelingsactie voor Gaza ontstonden spanningen omdat de actie zich op álle slachtoffers richtte en niet eenzijdig op slachtoffers aan Palestijnse of Israëlische zijde.
Bij de voorbereiding op een crisis is dus meer nodig dan flessen water en kaarsen. Het vraagt om vertrouwensvolle en wederkerige verbanden die bestaande netwerken doorkruisen en bijdragen aan solidariteit. En om het vertrouwen in het eigen vermogen van mensen om de crisis effectief te lijf te gaan.
Critici beweren dat het appèl op veerkracht van burgers betekent dat de overheid haar eigen verantwoordelijkheid afschuift. Ook bestaat de vrees dat een accent op veerkracht het individualisme aanwakkert en solidariteit ondermijnt. Wanneer je echter het accent legt op veerkracht als kenmerk van een gemeenschap, is juist het oog hebben voor elkaars behoeften in nood één van de eerste succesfactoren. Dat moet lokaal gebeuren tussen individuen, instellingen en bedrijven; de landelijke overheid is nu eenmaal niet ter plaatse tijdens een lockdown om boodschappen te doen voor een buurvrouw.
Geen angstframe
Dat wil niet zeggen dat de landelijke overheid geen rol heeft. Solide rampenplannen en actieve ondersteuning van lokale overheden blijven belangrijk, net als terughoudend zijn met een angstframe. Door juist het vertrouwen uit te stralen dat we als samenleving om kunnen gaan met wat er op ons afkomt – ook al is dat onbekend. Gevoelens van dreiging leiden vaak tot hulpeloosheid, of tot rigide en competitief handelen. Terwijl je juist wilt dat mensen zich gestimuleerd voelen om samen tot creatieve oplossingen te komen. Daarnaast moet de overheid solidariteit als waarde centraal stellen en via beleid ondersteunen.
Zo zijn op veel plekken in ons land inmiddels ‘voorzorgcirkels’: een netwerk van ongeveer 10 tot 15 ouderen of adressen in een buurt, die elkaar op verschillende manieren ondersteunen. Dat idee is ook toepasbaar op weerbaarheid tijdens crisissituaties. Liever voorzorgcirkels dan alleen voorzorgsmaatregelen. Misschien kan de volgende overheidscampagne daarover gaan?
Deze column van Karen van Oudenhoven verscheen op 15 januari 2025 op de website van het Financieel Dagblad.