Ongelijkheid op de arbeidsmarkt vraagt om brede kijk op zorgtaken thuis
Kinderopvang zorgt ervoor dat ouders van jonge kinderen kunnen participeren op de arbeidsmarkt. Het kabinet zet in op het verder verhogen van arbeidsparticipatie van vrouwen door het gebruik van kinderopvang te stimuleren. In de huidige samenleving zijn de mogelijkheden daartoe echter beperkt. Zo wegen normen en idealen rondom moederschap zwaar op de overwegingen om meer te gaan werken. Als het kabinet ongelijkheid tussen mannen en vrouwen met jonge kinderen op de arbeidsmarkt wil aanpakken, dan zal er dus verder moeten worden gekeken dan kinderopvang alleen. Er zullen voor hen acceptabele alternatieven moeten zijn voor onbetaalde taken thuis. Dat concludeert het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in een nieuw rapport over participatie van ouders van jonge kinderen dat vandaag verschijnt.
In de reeks ‘Doe je mee?! Perspectieven op ‘zinvolle’ participatie’ onderzoekt het SCP in drie deelstudies wat de verschillende perspectieven van overheid en burgers zijn op participatie gedurende de levensloop. Wat verwacht de overheid precies van burgers bij het bevorderen van participatie? En wat vinden mensen op wie dat beleid is gericht daar eigenlijk van? Het deelonderzoek dat vandaag verschijnt richt zich op de levensfase van mensen met jonge kinderen en in het bijzonder op de rol van kinderopvang.
Diepgewortelde ongelijkheid tussen mannen en vrouwen
Er bestaat in Nederland ongelijkheid tussen vrouwen en mannen op het gebied van betaald werk en de zorg voor kinderen; deeltijd is voor moeders de norm. Ongelijkheid manifesteert zich op het gebied van inkomen en het gewerkte aantal uren, en heeft gevolgen voor onder andere de financiële onafhankelijkheid en het pensioen van vrouwen. Daarnaast spenderen moeders over het algemeen meer tijd met de kinderen, en nemen zij ook meer zogenoemde emotionele taken op zich, ook als praktische taken wel gelijk zijn verdeeld. Dit is historisch zo gegroeid. Zo kwam de vraag naar de arbeidsparticipatie van vrouwen in Nederland relatief laat op gang in vergelijking met omliggende landen, en was niet universele kinderopvang maar juist deeltijdwerk de oplossing. Vrouwen ‘mochten’ werken, zolang ze zorg- en huistaken maar niet verzaakten.
“Maar ik haal ze wel elke dag op”
Deze norm geldt vandaag tot op zekere hoogte nog steeds. Uit gesprekken met moeders blijkt dat het zorgen voor kinderen en huishoudtaken meestal niet gelijk zijn verdeeld tussen partners. Eerder onderzoek veronderstelde vaak dat heteroseksuele stellen relatief tevreden zijn over een ongelijke verdeling. Dit SCP-onderzoek laat echter zien dat moeders hier juist heel verschillend op reageren, zoals het uit- of afstellen van hun eigen verlangens of het uiten van de frustraties die voortkomen uit de ongelijke taakverdeling. Zijn de zorgtaken volgens hen wel gelijk verdeeld binnen de relatie, dan steekt schaamte soms de kop op. Worden ze nog wel als goede moeder gezien als ze voltijds werken?
Sommige ouders kiezen bewust voor een ongelijke verdeling, maar moeders gaven ook aan hoe hun verlangens veranderen, en dat het ingewikkeld kan zijn om hiernaar te handelen. Ondanks het verlangen om bijvoorbeeld minder zorg- of huishoudtaken te hebben, zien ze geen geschikt alternatief. Want de zorg voor kinderen of het zoeken naar een alternatief wordt, hoewel soms impliciet, primair als hun verantwoordelijkheid gezien. Ook moeders die juist minder betaald wilden werken en meer thuis wilden zijn kunnen zich beperkt voelen: ben ik wel geëmancipeerd genoeg?
Wat kan kinderopvang nog betekenen?
Bij het zoeken naar alternatieven voor de eigen zorg van kinderen spelen onder meer de perceptie van de kwaliteit en beschikbaarheid van kinderopvang een rol. Ook hoe duur ouders alternatieve zorg vinden kan invloed hebben op hoeveel er wordt gewerkt. Daarnaast vindt men het fijn om voor de eigen kinderen te zorgen en ze op te voeden, en ouders zien ook de waarde voor de maatschappij: “de kinderen zijn de toekomst!”.
Acceptabele alternatieven voor onbetaald werk
Uit het onderzoek blijkt dat de bestaande normen rond de taakverdeling thuis diep zijn verankerd en hun stempel drukken op het reilen en zeilen van huishoudens. Beleid heeft hier maar beperkt invloed op; cultuur laat zich immers niet zomaar omvormen. Maar beleid kan wel een faciliterende rol spelen als het kabinet meer arbeidsparticipatie van vrouwen beoogt.
Om gelijkere arbeidsmarktdeelname van vrouwen en daarmee hun financiële onafhankelijkheid te realiseren, zullen er acceptabele alternatieven voor hun onbetaalde (zorg)taken beschikbaar moeten zijn. Kinderopvang in zijn huidige vorm is gemiddeld ‘acceptabel’ voor 2 tot 3 dagen per week. Wil het kabinet dit veranderen, dan zal er structureel geïnvesteerd moeten worden in de kwaliteit en beschikbaarheid van formele kinderopvang. Kinderopvang waarvan ouders zien dat het structureel bijdraagt aan de ontwikkeling van hun kinderen. Andere acceptabele alternatieven voor moeders liggen thuis, bijvoorbeeld door onbetaalde zorgtaken her te verdelen tussen partners. Beleid kan dit faciliteren, bijvoorbeeld met behulp van langer en volledig betaald verlof voor ouders. Uiteraard in samenspraak met alle betrokken partijen, waaronder politiek, maatschappij, werkgevers en werknemers.